Stap 3: Bool exploitanten
BOOL operatoren zijn operatoren voor vergelijking.
Nu u waarschijnlijk zeggen: wacht eens even, niet ik gewoon leren hoe om te vergelijken een variabele met een nummer?
Nou, dat klopt, maar met bool operatoren kunt u zelfs meer, als dit doen:
"Als vandaag is het zonnig en het is heter dan 20° C zal ik gaan zwemmen."
Het grote verschil is dat hier en daar.
: Snelle A, B
: Als A = 5 en B = 5
: Vervolgens
: Disp "A en B zijn 5"
: Einde
Nu alleen, en als alleen, A en B gelijk is aan vijf wordt het bericht weergegeven.
Nu laten we eens kijken of:
"Als het zonnige of het is heter dan 20° C die zal ik gaan zwemmen"
: Als A = 5 of B = 5
: Vervolgens
: Disp "A of B zijn 5"
: Einde
Het bericht wordt nu weergegeven als een of B 5 zijn. Merk op dat het ook weergegeven wordt als A en B 5, als ten minste één van deze voorwaarden nog steeds geldt.
Nu, is er ook exclusieve- of (xor).
: Snelle A, B: Als A = 5 xor B = 5
: Vervolgens
: Disp "A XOR B zijn 5"
: Einde
Nu, het is hetzelfde als met of, maar als A en B 5, zodat beide voorwaarden waar zijn, het bericht zal niet worden weergegeven.
Nu, dat u deze operatoren, laten we begrijpen nemen een kleine blik dichter kijken als voorwaarden.
De ruimte tussen de toenmalige en het einde/else wordt uitgevoerd als de if-voorwaarde voldaan wordt.
Dus hebben hier we nu enkele enorme if-voorwaarde:
Wow, is dat enkele looooooooong if-voorwaarde! : D
Dus, laten we het uit elkaar te halen.
De eerste binnenste haakjes is dit: B > 5 of B < 1. Nu, als B groter dan 5 is het linkerdeel geldt, zodat het gat deel zou al waar want het is een of aandoening.
Nu gaan we naar buiten:
A = B en Part1
Dus, als deel één, het deel we al gekeken naar geldt A = B geldt, dan dat deel is waar ofwel.
Ik hoop dat je wat ik bedoel, dat de calculator ziet er gewoon wat waar is, en het kan ook heel belangrijk om in te stellen tussen haakjes. Neem enkel een blik bij deze twee als-voorwaarden:
: Als (A = 5 of B = 6) en C = 7: Als A = 5 of (B = 6 en C = 7)
De topper voorwaarde zou kunnen gelden als B niet zes was, maar de lagere voorwaarde niet kon. Dus let altijd op de manier waarop u uw haakjes instelt.
Nu, we kunnen gewoon waar spullen te vergelijken, er is ook een commando dat ons toelaat om het vergelijken van valse spullen, de niet (opdracht. Alles wat het doet is dat als iets waar het output onwaar en als iets onwaar is het ware output is.
: Als A = 5 en not(B=5)Eigenlijk kun je het langs wat het doet. Dus als B 5, dan binnen de niet klopt, maar niet draait rond het rechterdeel van het en is ingesteld op false zodat het gat als-voorwaarde onwaar is. Maar als B iets anders dan 5 is dat in de niet is ingesteld op false, en als het niet rond de rechterkant draait geldt nu, dus als A nu 5 is of de voorwaarde zou ware.
Hoop dat u deze stap, dus laten we gaan op begrepen! : D