Weerstanden 3 en 4 worden gebruikt om de bijstelling van de niet-inverterende terwijl weerstanden 1 en 2 worden gebruikt om het gemiddelde van de twee ingangen.
Weerstanden 1 en 2 moet gelijk zijn en weerstand 3 moet worden geselecteerd om twee keer de waarde van weerstand 4. Het is ook aanbevolen dat weerstanden 3 en 4 zeer grote waarden als ze een constante huidige draw door hen hebben zal en als een lage weerstand is gekozen ze een hoog stroomverbruik hebben kunnen.
Zo nu, als ingangen 1 en 2 die beide gaan (0 V) laag, of lager dan de inbreng van de niet-inverterende pin, de output laag gaat. Als een van de ingangen hoge de output zijn gaat hoog. U kunt ook overschakelen van de pinnen van de comparator een NOR poort maken.
Beide ingangen moeten worden logische waarden (hoge of lage) hiervoor voor werkzaamheden correct. Als u werkt met analoge variërend van waarden door middel van dit circuit gaat laag bij 1/3 V + in plaats van op 0 V (vanwege de weerstand 3 2 keer de waarde van weerstand 4 selecteren). U kunt uiteraard weerstanden 3 en 4 om dit nauwkeuriger voor analoge signalen, maar het zal nooit perfect zijn.